Omdat ik kunstgeschiedenis heb gestudeerd ben ik altijd geïnteresseerd in boeken en artikelen over kunst, archeologie en historie. Staat er iets over geschiedenis in de krant dan lees ik dat. Op Instagram volg ik een aantal architectuursites. Wat ik een fascinerende site vind is #socialistmodernism, kijk maar eens. Onderdeel van mijn studie was natuurlijk ook de geschiedenis van de architectuur. Een van de bewegingen was het maken van betere en gezondere steden. Onder andere de beweging die ging over de ontwikkeling van tuinsteden eind negentiende en begin twintigste eeuw. Ik heb ter voorbereiding van de MA2 cursus een boek gelezen dat ik onlangs van mijn zoon cadeau kreeg. Garden Cities of To-morrow van Ebenezer Howard. Het is een opmerkelijk boekje dat goed past – zoals ik het lees – in de week van de bouweconomie. Ik leg het uit.
Het boekje is opmerkelijk omdat het is geschreven aan het einde van de negentiende eeuw en uitgebracht in 1902. Net daarvoor, in 1901, werd in Nederland de woningwet van kracht waarmee we voor het eerst wetgeving kregen over de kwaliteit van woningen, maar ook de oprichting van woningcorporaties die sociale woningen moesten gaan bouwen werd door die wet mogelijk.
Ik leefde altijd, vanwege mijn architectuur studieboeken, met het idee dat Ebenezer Howard een belangrijke stedenbouwkundige was die het concept van de tuinstad heeft bedacht. Dat laatste klopt. Hij heeft het concept van de tuinstad bedacht maar heeft nooit als stedenbouwer gewerkt. Op Wikipedia lees ik dat hij journalist was en een groot deel van zijn leven heeft gewerkt bij een bedrijf dat transcripties maakte van de debatten in het Britse parlement. Toch heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de discussie over moderne stedenbouw en hij heeft de “The Garden Cities Planning Association” opgericht die invloedrijk was in het ontwikkelen van gezonde steden in de vorige eeuw.
Ook in Nederland hebben we, mede door de denkbeelden van Howard, tuinsteden gebouwd en Mariahoeve, waar het complex van Haverkamp staat, is zeker beïnvloed door het gedachtengoed van Howard.
Waar kwamen die ideeën vandaan?
In de negentiende eeuw kwam de industriële revolutie volop op gang, vooral in Engeland, in België en in Duitsland, daarna in de Verenigde Staten en andere landen. Die revolutie begon grofweg met de uitvinding van de stoommachine, gevolgd door de uitvinding van staal, treinen, telegrafie etc. Onder andere door de stoommachine werd massaproductie van goederen mogelijk. De industriële revolutie ontstond in een tijd waarin ook de westerse democratieën ontstonden. Maar er was in het begin nog vrijwel geen sociale wetgeving en er waren nog geen regels ter bescherming van het milieu en of de mens in gebouwen. Het gevolg was een zeer liberale wereld met sterk vervuilende industrieën. In snelgroeiende steden als Londen en Manchester waren de leefomstandigheden voor de arbeiders erbarmelijk. In Engeland was het zo slecht dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in die eeuw zelfs omlaag ging, vooral in de steden was het slecht gesteld met de leefomstandigheden en de gezondheid. Er ontstonden, zoals je zult begrijpen, diverse bewegingen waaronder het socialisme die de omstandigheden van arbeiders wilden verbeteren, die het onrecht aan wilden pakken, een eerlijke verdeling van welvaart nastreefden en de vervuiling tegen wilden gaan.
De visie van Howard moet in die context worden begrepen. Zijn boekje heette in 1898, bij de eerste publicatie: To-morrow, a peace full path for real reform. Zijn doel was steden te veranderen en leefomstandigheden te verbeteren.
Het boekje is daarnaast opmerkelijk omdat ik had verwacht dat het vooral zou gaan over Urban Planning of stedenbouw. Dat klopt deels. Howard bespreekt zijn visie en theorie op de tuinstad in het eerste hoofdstuk en voegt daar een aantal schematische tekeningen bij. Maar het lijkt hem in essentie over iets anders te gaan dan het ontwerp. Zijn ontwerp blijft vooral conceptueel. Want in maar liefst vier hoofdstukken bespreekt hij de economische componenten van zijn tuinstad concept. Hij wil bewijzen dat dit een haalbaar concept is want in zijn tijd waren mensen erg sceptisch over de haalbaarheid. Hij geeft een gedetailleerde uitleg over de financiering van de tuinstad, geeft een financiële onderbouwing van de landbouw en die daar bij hoort en van de stedelijke onderdelen, zoals de parken. Daarnaast besteedt hij twee hoofdstukken aan de kosten en baten. Onder andere over waterleidingen, de aanleg van wegen, van parken, voorzieningen en de trein. Ook de kosten voor onderhoud komen aan bod en de manier waarop dat allemaal betaald kan worden. Hij schrijft het allemaal een beetje in een pamflet-achtige, oud Engelse schrijfstijl en het is soms wat lastig om het precies te begrijpen. Maar zijn boodschap is duidelijk: kosten en het terugverdienen van de investeringen zijn een dragend element tussen wens en werkelijkheid. Ik denk dat hij in een tijd leefde waar de mensen die aan de macht waren totaal niet geloofden dat dit haalbaar zou kunnen zijn. Hij wil dit bewijzen.
Ik vind dat dit een bijzonder gegeven, al die aandacht voor de haalbaarheid. Het was Howard primair te doen om het leven van mensen te verbeteren en niet primair om een goed ontwerp te verkopen. Hij wilde iets in beweging zetten en begreep dat de haalbaarheid daarin cruciaal was. En hij begreep dat de poen, de kosten en de baten, belangrijke componenten zijn. Hij maakt geen gedetailleerd stedenbouwkundig plan met architecturale schetsen en tekeningen. Nee, het concept was voor hem voldoende want het concept was overtuigend. Dat is het na meer dan een eeuw nog. Wellicht is dat wel zijn grootste verdienste als Urban Planner…. En wellicht is dat wel in essentie waar het om gaat als we steden bouwen. Als het niet betaald kan worden gaat het feest niet door. Ook al is het idee en het ontwerp nog zo mooi en slim.
Vandaag kijken we naar de economische kant van het bouwen. Misschien kan je vandaag even denken als Ebenezer Howard en onderzoeken hoe een plan haalbaar kan worden zodat het niet alleen een wens blijf maar ook werkelijk kan worden.